Just because I'm quiet........... doesn't mean I don't have a lot to say
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht Het verstand te boven. Sorteren op datum Alle posts tonen
Posts gesorteerd op relevantie tonen voor zoekopdracht Het verstand te boven. Sorteren op datum Alle posts tonen

dinsdag 22 juli 2014

Het verstand te boven


Geschreven door Herman M. van Praag in 2013. Als ondertitel: ‘Beproevingen van een verstandig mens’ en een volgend deel wordt in oktober 2014 verwacht.
Eerder las ik van hem ‘God en Psyche’ uit 2008. Dat gaf mij een aantal eyeopeners waardoor ik mij ging afvragen waarom we als PKN niet meer contacten zoeken met (messiaanse) joden en/of rabbijnen. Het sprak mij zeer aan en dit boek ook. Meneer van Praag is emeritus hoogleraar psychiatrie en neemt deel aan het debat over de vraag of we meer zijn dan ons brein. Ja, ja allemaal in reactie op het controversiële boek van Dick Swaab.
Dat was een inspiratiebron voor velen, voor of tegen. Wel mooi dat er zoveel loskomt aan argumenten en gedachten. Daar kun je als geïnteresseerde leek je voordeel mee doen.
Zo ook met dit werk van van Praag. Helder geschreven, boeiende gedachtegangen – ‘Ik verklaar mij nader’ - en een duidelijke mening waar ik het vaak mee eens kan zijn behalve met zijn idee van een vrije wil. Maar daar kom ik nog op.
Het is een beetje moeilijk een samenvatting te geven; hij behandelt verschillende onderwerpen zoals verstand, vernuft en verbeelding, wat is de geest, zin en zinverlies, zelfdoding en het doden van het zelf.
In ieder geval is het een pleidooi voor ‘wij zijn ons brein +’ en het nut daarvan.

Het boek bestaat uit verschillende delen; het eerste deel is een proloog, het tweede is getiteld: ‘Zin en tegenzin’ en het derde deel: ‘Ten hemel schreiend’.
Hoezeer ik het ook met hem eens ben in dit laatste deel – zou ik toch ergens joodse wortels hebben? - het bevreemde mij het meest. Het gaat over de joodse zelfhaat en zelfdestructie. Het is een deel wat naar mijn gevoel los staat van de rest. Zo namijmerend denk ik dat het beter zou zijn om een apart boek over de joodse volksaard te schrijven. Ik zie niet zozeer het verband met het voorgaande deel.
Waar ik het met hem oneens ben is die vrije wil. Maar misschien is het meer een kwestie van definiëren. Volgens Van Praag overschat Swaab de menselijke aanleg dat alles in het brein is vastgelegd. Van Praag noemt dat Brein- fetisjisme. Hij is de mening toegedaan dat de mens een vrije wil heeft maar op pag. 38 erkent hij dat de mens vaak minder rationeel handelt dan we denken. Onbewuste invloeden spelen mee in de besluitvorming. Milieu speelt een rol, biologisch en psychologisch.
Hij geeft voorbeelden uit zij eigen leven waarin hij beslissingen nam. Volgens hemzelf met een vrije wil. Ik geloof er niets van. Hij heeft drie jaar in een concentratiekamp gezeten. Waarom is hij later Psychiatrie gaan studeren en geen Bouwkunde o.i.d.? Ik zie daar een verband. De wilskracht en het doorzettingsvermogen wat hij ten toon spreidde zitten toch echt in zijn genen. En, ik vraag het er maar meteen achteraan: heeft zijn vrouw ook altijd gedaan en kunnen doen wat ze het liefst wilde?
Dingen die buiten de menselijke macht liggen vormen je als mens. Volgens van Praag (en Marc Slors, dat boek moet ik nu echt eens gaan lezen) heb je dan nog steeds een vrije wil, volgens mij vorm je een eigen wil die relatief vrij is. Vrij in relatie tot de keuzemogelijkheden.
Een wil die behoort tot je unieke zelf wat niet in het brein te vinden is maar wat er wel is. Dat is die +

Van Praag vindt een deterministische mensbeeld maar armetierig (pag. 41) Hij gelooft behalve in het brein ook niet in een God die alles voorbestemd. Ik moet daar een beetje om grinniken. Waarom?
Mijn leven is minstens zo spannend als het zijne. Ik weet toch ook niet wat er allemaal voor mij is voorbeschikt en wat er vast ligt en langs welke routes dat gaat? Ik bepaal toch ook gewoon wat ik wil binnen mijn mogelijkheden en op welke manieren ik iets doe? Ik neem toch ook de verantwoordelijkheid voor de keuzes die ik maak? God roept mij t.z.t. ook ter verantwoording en ik kan me daar dan ook niet met allerlei theologische, filosofische argumentatieve hoogstandjes van af maken.
Ik geloof dat het voor God, die alle mensenharten kent, peanuts is om omstandigheden zo in te richten en te sturen dat de mens exact de keus maakt die Hij in petto heeft. Een beetje zoals ook Mulisch beschrijft in zijn ‘Ontdekking van de Hemel’.

Op de cover staat een schilderij van Lodovico Cardi (1559 -1613) en verbeeldt de aartsvader Jacob met zijn droom bij Bethel. Zo richt van Praag een ladder op tussen het rationele en het irrationele. Tussen vernuft en verbeelding. Mooi gevonden.
Nu ben ik alweer nieuwsgierig naar zijn volgende boek.



maandag 30 maart 2015

Wetenschap en geloof 1


Het laait weer op, we gaan het weer hebben over schepping en/of evolutie. Ds. A.J. Mensink heeft naar aanleiding van een artikel in ‘Kontekstueel’ door prof. dr. G. van den Brink de knuppel in het hoenderhok gegooid met een tegenartikel in 'de Waarheidsvriend'
waarop Koert van Bekkum op het theologenblog van het RD reageerde.

Koert tipt iets aan wat mij in de Waarheidsvriend ook opviel:
Ds. Mensink wil een gespreksmodel, maar gooit eigenlijk de deur al dicht door de opmerking dat de ingeslagen weg van van den Brink ‘onbegaanbaar maar ook ontoegankelijk‘ te noemen is.
Dat moet ik toch nog eens aan hem vragen; of hij zich hiervan is bewust en dat zo heeft bedoeld.
Op zichzelf ben ik blij dat hij het (weer) aankaart. De vragen die hij stelt leven bij heel veel mensen en moeten doordacht worden.

Persoonlijk vind ik het heel belangrijk dat er geen kloof is of ontstaat tussen wetenschap en religie. Sommigen doen erg hun best om dat te bewerkstelligen; m.n. diehard atheïsten en religieuze fundamentalisten. Atheïsten omdat ze het geloof willen ondermijnen en veel religieuzen omdat ze bang zijn voor één of ander hellend vlak.
Als gelovigen moeten we dat niet willen; angst is een slechte raadgever.
Is het de angst om het geloof te verliezen? Daar geloof ik niet in. Geloof is van God gegeven en dat neemt Hij niet zomaar van je af. In de ware liefde is geen vrees, dat staat in de ontroerend mooie, eerste brief van Johannes. Een ieder onderzoeke zichzelf.

Zoals in dit blogberichtje al aangegeven: waarom zou een niet letterlijke lezing van de eerste hoofdstukken het gezag van de Bijbel aantasten? Ik begrijp dat nog steeds niet. Het gezag van de Bijbel wordt niet aangetast maar wel het gezag van bepaalde interpretaties.
Iets meen ik wel te begrijpen van de reactie van ds. Mensink: zoals het in verschillende berichten beschreven staat lijkt het alsof van den Brink coûte que coûte de Bijbel wil aanpassen aan het wetenschappelijke model. (Ik heb het ‘Kontekstueel artikel’ nog niet gelezen)
Dat lijkt mij geen goed uitgangspunt.
Waarom zou je twee verschillende ‘ondernemingen’ aan elkaar willen aanpassen?
Laat ze ieder in hun eigen waarde. Niet tegenover elkaar maar in elkaars verlengde.

Laten we daarom de discussie voor zover mogelijk filosofisch/ theologisch houden (en dus ook het creationistische 'wetenschapsmodel' buiten beschouwing laten) : waarom zouden we dit gedeelte van de Bijbel letterlijk moeten lezen.
Dan kan iedereen die niet vegeteert op zijn/haar onderbuik gevoel en met een beetje denkvermogen eraan meedoen. Niet om het geloof in het irrationele te trekken; er blijven uitstekende redelijke argumenten waarom God is, maar in een poging om de discussie zuiverder te houden.
In mijn ogen is dat bijvoorbeeld: ‘Ieder gevolg heeft een oorzaak, zo heeft het eerste gevolg - ‘Big-Bang’- een oorzaak.’


Er staat nergens in de Bijbel: Gij zult de eerste hoofdstukken van Genesis letterlijk lezen.
Dus blijft het, op welke manier je ook leest, een interpretatie.
Wie bepaalt welke interpretatie de juiste is en waarom? Voor mij staan ze op hetzelfde ‘level’.
Dan komt vaak de opmerking waar ik niet zo goed raad mee weet: ‘de Heilige Schrift is haar eigen uitlegster’.
Zo’n opmerking doet heel ‘cirkelredeneerderig’ aan.
Ik neem aan dat je door schrift met schrift te vergelijken de waarheid boven tafel moet kunnen krijgen. Maar om welke waarheid gaat het dan?
De geloofswaarheid? Dan ben ik het er mee eens.
Niet de natuurkundige/ biologische/ paleontologische/ geologische/ wiskundige enz. waarheid want daar zijn die andere 'takken van sport' voor.
Wanneer ik mij vergis en er niet de waarheid mee bedoeld wordt, wat dan wel?
Ik volg het debat met belangstelling.

31-03
Inmiddels heb ik het artikel van van den Brink ook gelezen en heb daar toch een wat genuanceerder beeld van gekregen. Hij is niet bezig om koste wat kost de Bijbel met de wetenschap te verenigingen. Hij geeft een pleidooi waarom je niet hoeft te kiezen tussen geloof óf wetenschap. Daar ben ik het dan ook mee eens.
De Bijbel hoeft niet te worden aangepast aan de wetenschap; ons beeld van de bijbel moet worden aangepast.

Veel aandacht krijgt de zondeval. “Het idee van een algehele kosmische ineenstorting vanwege de zondeval, is naar mijn mening bijbels-theologisch niet houdbaar.”
Dat sprak mij aan omdat ik ook dat idee al had. Herbivoren zijn met - het moment van - de zondenval niet opeens veranderd in carnivoren met een heel ander spijsverteringskanaal, om maar een voorbeeld te noemen.
Dat er echter een ‘zondenval’ is geweest; daarvoor hoef je maar om je heen te kijken.

Met één ding ben ik het niet helemaal eens: ‘Het beelddrager zijn zit overigens vooral in het vermogen om relaties aan te gaan, niet zozeer in het verstand en dergelijke.’
Dat vraag ik mij af. Bonobo’s, olifanten, zwanen en dolfijnen gaan ook relaties aan. Soms voor het leven.
Beelddrager zijn zit ’m volgens mij meer in het Goddelijke besef waarmee een bepaald mensenpaar werd ingeblazen.
Gen 2: 7.


gerelateerd aan:
Geloof en Wetenschap 1
Geloof en Wetenschap 2
Christelijk geloof / Evolutietheorie
en een beetje aan ter Lindenbladzijde






maandag 27 juli 2015

Het hart van de mens


Geschreven door Jón Kalman Stefánsson (1963) in 2013. Ik las een digitale editie naar deze eerste druk.
Vertaald uit het IJslands door Marcel Otten die daarvoor een werkbeurs ontving.
Eerder las ik ‘Hemel en Hel’.
Dat vond ik een prachtig boek wat helaas halverwege inzakte. Nu weet ik dat het een eerste deel is van een trilogie. Dit boek is het laatste deel. Daartussen zit ‘Het verdriet van de engelen’.
Helaas had ik dat niet door en heb ik nu het laatste deel eerst gelezen, want dát was in de aanbieding bij Bol.com.
Wel komen veel dezelfde figuren er in voor. Dat scheelt. Het gaat weer over ‘de jongen’.
‘In een oud Arabisch medisch handboek staat dat het hart in twee kamers is verdeeld, de ene heet geluk, de andere wanhoop, op welke moeten we vertrouwen?’


Met deze vraag begint het boek en dat is het dilemma van de jongen.
Deze jongen was onderweg vanuit de Nes met Jens, de postbode, Hjalti de knecht en Asta in een kist.
Kennelijk moesten ze door barre omstandigheden ploeteren want onderweg in een sneeuwstorm zijn ze Hjalti, kwijtgeraakt en ook zichzelf. Maar waaróm ze nu op weg waren, daar ben ik niet achter gekomen. Dat staat misschien in het tussenliggende deel.
Het boek begint met beschouwingen vanuit het dodenrijk en dat herhaalt zich een paar keer.
Maar de jongen slaat zijn ogen op in een bed ergens in Vlakland. Daar wordt hij gekust door een meisje met sproeten, groene ogen en rood haar. Dat maakt een onvergetelijke indruk.
‘Waar is het leven als het niet in een kus zit?’

Na de begrafenis van Asta gaan de jongen en Jens weer terug naar hun dorp. Dat dorp houdt zich bezig met het vangen en verwerken van stokvis.
Alleen Gisli, de broer van de grootste stokvishandelaar en de leraar van de jongen, is een intellectueel.
‘Het is noodzakelijk zo vroeg op weg te gaan om mensen te vermijden, dat vervelende klootjesvolk, die aanbidders van stokvis. Het wordt nooit iets met dat volk, zegt hij hardop tegen zichzelf, tegen het licht, tegen zijn wandelstok, het zal nooit scholing boven de vis verkiezen, nooit vertrouwen op de kracht van het verstand, duizend jaar wonen op dit eiland heeft het volk kleingekregen, het vertrouwt op zijn handen, niet op zijn geest, op werken, niet op denken en het kan nauwelijks het geduld opbrengen iets groots tot stand te brengen.’
Daar zal ie achter komen want Geirthrud, de eigenaresse van een bar, denkt goed na. Zij durft tegen de oeroude tradities in te gaan.
Dat Stefánsson goed kan schrijven wist ik al. Weer weet hij de sfeer zo neer te zetten dat het je in deze harde, letterlijk koude maatschappij ook koud om het hart wordt. In dit boek weet hij het vol te houden tot het - bittere? - einde.

Ik kan er natuurlijk van alles over zeggen maar er staan weer zoveel mooie passages in. Die spreken voor zichzelf.
Een greep uit mijn aangestreepte gedeelten:
‘Het zwaarste in het leven is dat je nooit aan jezelf ontkomt, aan je bestaan ontkomt, dat je bent opgesloten in een doos, in een wereld die nooit van jou terrein verliest, behalve misschien hier en daar in een droom, maar die je inhaalt zodra je je ogen open doet, hoe kun je zoiets uit houden? Het zwaarste is dat je het leven niet begrijpt, de noten kent, maar niet de melodie.’

…hij moet gewoon blijven liggen, het is een vergissing bij de mens geweest op zijn achterbenen te gaan staan, daarmee is het touwtrekken tussen hemel en hel begonnen.’

‘Geschreven woorden vergeten bovendien niets, maar heinneren zich alles, ze liggen misschien ergens in de vergetelheid en de duisternis, maar ze lichten op zodra iemand hun kant op kijkt.’

‘We zijn nooit dezelfden, de aanwezigheid van anderen verandert ons, trekt andere registers open en hoogstzelden allemaal tegelijk, in ieder mens zitten verborgen werelden en sommigen komen nooit aan de oppervlakte.’

Die laatste sluit aan bij mijn eigen idee dat er in elk mens zoveel potentie zit. Dat één leven te weinig is om het allemaal tot ontplooiing te kunnen brengen. Het is misschien wel bedacht om er een eeuwigheid mee te vullen.


dinsdag 25 oktober 2016

Het boek van de Stad der Vrouwen

Geschreven door Christine de Pisan in 1405. Ja u leest het goed.
Het eerste feministische boek uit de wereldliteratuur en uitgegeven – hoe kan het ook anders – door de Feministische Uitgeverij Sara in 1984.
Christine was als kind, geboren rond 1364 ergens in de buurt van Venetië, een slim meisje en dat werd opgemerkt door haar vader. Hij stimuleerde haar – bij gebrek aan een zoon, die later wel kwam - om verder te leren.
Op vijfjarige leeftijd emigreerde de familie naar Frankrijk. Vader de Pisan had een belangrijke functie aan het Franse hof gekregen.
In 1389 werd zij weduwe, bleef met drie kinderen achter en moest aan de kost zien te komen. Dat deed zij door te schrijven. Tussen 1390 en 1429 verschenen er tien poëtische en elf prozawerken. Voornamelijk over de vrouwen en de politieke thema’s van haar tijd.
Het verhaal dat zij naar aanleiding van al haar vragen over de sekseongelijkheid schrijft, is allegorisch, wat in die tijd heel gewoon was.

Christine heeft zo haar vragen over die ongelijkheid want ze heeft ongetwijfeld gehoord of gelezen over Thomas van Aquino 1225 – 1274 en ik kan me zo voorstellen dat zij daar ook al depressief van geworden is:
“Tenslotte kwam ik tot de conclusie, dat het een verachtelijke daad van God was, toen Hij de vrouw schiep en ik verwonderde mij erover hoe een zo waardige werker er ooit toe overging om een dergelijk slecht werkstuk te maken, daar, zoals deze schrijvers zeggen, de vrouw een vat is, dat als het ware alle kwaad en alle ondeugd in zich bergt.”
Dan krijgt zij drie dames op bezoek met de namen: Rede, Rechtvaardigheid en Recht.... ik moest onwillekeurig denken aan de drie rrr’s waarmee ik opgevoed ben: Reinheid, Rust en Regelmaat. Ach, hebben ze niet allemaal zo hun charmes? /sarcasm

Deze dames zijn een drie-eenheid.
Door middel van een vraag en antwoordspel roepen de drie R-dames Christine op om een stad te bouwen. Een zinnebeeldige stad.
Eerst wordt Christine opgeroepen om haar eigen verstand te gebruiken: “We zijn gekomen om je te troosten, omdat we medelijden hebben met je verwarring, waarin je verkeert en willen je uit je onwetendheid halen, die je eigen verstand zo verblindt, dat je datgene wat je zeker weet, afwijst en geloof hecht aan hetgeen je slechts weet, ziet of kent door een aantal meningen van anderen.”
Zij helpen haar met die bouw en beginnen met de fundamenten.
Die bestaan uit de dappere vrouwen uit de mythen, sagen en legendes.
Het zijn volgens ‘vrouwe Rede’ de vrouwen die niet vies zijn van oorlog voeren en rijken veroveren of te heroveren.
Ze doen voor mannen beslist niet onder.
Er komen er verschillende uit de geschriften van Herodotus en Ovidius. Soms is het niet duidelijk of het feiten zijn of fictie is. Maar dat maakt eigenlijk niet zo uit.
Alhoewel: misschien zijn er verhalen van dames die wel feitelijk waar zijn maar door mannelijke schrijvers naar het land der fabelen zijn verwezen/geschreven. Dat zou heel gemakkelijk kunnen.
Later in het boek vond ik zoiets over Dido, de vrouw die Carthago stichtte.
Op de Nederlandse Wikipagina staat er meteen ‘mythologie’ achter. Op de Engelse site niet.
Volgens Christine schreef Flavius Josephus al over haar.
Eigenaardig.
Wie weet wordt Marie Curie ook nog eens mythologisch......
Wat zou Christine trouwens genieten van de lijst van vrouwelijke Nobelprijswinnaars. Al vind ik het nog wat aan de magere kant.

De muren worden volgens ‘vrouwe Rechtvaardigheid’, gevormd door vrouwen die uitblonken in goedheid, mededogen en zorg. Plus de vrouwen die uitblonken in de wetenschap.
Veel wordt overgenomen – begrijp ik – uit de geschriften van Giovanni Boccaccio, een Italiaans schrijver en dichter. (1313 – 1375) Wat hij schrijft is kennelijk boven alle twijfel verheven.

De bewoners vormen een bonte groep van wijze vrouwen die - naar mijn bescheiden mening – toch weer van alles ondernamen ter eer en meerdere glorie van hun mannen.
Tussendoor worden er vragen van Christine beantwoord. Ook zij vroeg zich al af of het waar was dat vrouwen soms verkracht willen worden. Nee, toen ook al niet. /sarcasm
Of er een verschil is tussen slimheid en wijsheid; ja, het ene komt door leren, het andere is een gave Gods maar alle twee samen is goed.
Of vrouwen zich kleden om te verleiden. Nee, zij houden gewoon van schoonheid en opsmuk.

Wie mogen er nu in de mooiste woningen en de hoogste torens wonen? Dat bepaalt ‘vrouwe Recht’. De hoogste toren is natuurlijk voor ‘de maagd’ Maria. Koningin des Hemels.
De andere mooiste onderkomens zijn voor maagden die hun leven lieten door martelingen vanwege hun geloof.
Zo wordt de stad der vrouwen voltooid en is een schuilplaats en burcht geworden tegen vijanden en aanvallers.

vrijdag 25 november 2016

Spreken over boven


Ik las in de krant (Trouw 24-11) dat er een biografie is verschenen (‘Spreken over boven’) over Harry Kuitert, de man die Nederland, niet van de religie maar van het geloof af hielp.
Ja, dat is kort door de bocht.
Toch...... hij heeft grote invloed gehad op kerkelijk Nederland. Zelf heb ik ook een paar boeken van hem gelezen (‘het algemeen betwijfeld christelijk geloof’ en ‘Zeker weten’ )en herkende er ook veel in, net als alle Kuiterianen. Hij durfde vragen te stellen bij de tradities en dingen te benoemen. Hij prikkelde denkprocessen. Er staan echt veel potloodstrepen in zijn boeken.
Waarom kan ik toch niet met hem meegaan?

Voor mezelf heb ik het ‘probleem’ proberen te formuleren. Omdat ik veel op fora heb gelezen en meegedaan werd het mij langzamerhand duidelijker.
De idee - ik ben weer met filosofie bezig en dan spreek je over ‘de’ idee *gniffel* - van veel mensen onder invloed van Kuitert is dat al het spreken hier beneden over boven ook van beneden komt.
Religie is dan een gevalletje ‘Bottom up’.
Mijn geloof echter komt ‘Top down’. Van buiten/boven af. Niet uit mezelf.
Religie is de ‘vormendienst’ en kun je gemakkelijk alleen met je verstand af.
Geloven is iets wat je hele hebben en houden is gaan doortrekken. Je 'ademt het zelfs uit'. Gelovigen herkennen dat ook in elkaar. Het verhoudt zich behalve met het verstand ook op hartsniveau met elkaar. Dat kun je niet uit jezelf bewerkstelligen.

Op fora heb ik gemerkt dat daar een enorme kloof tussen gaapt en je eigenlijk niet goed met elkaar kunt spreken. De uitgangspunten zijn totaal verschillend.
Om het nog krasser uit te drukken: waarom noemen religieuzen die ‘Bottom up’ denken zichzelf niet gewoon atheïsten? Want dat zijn ze ten diepste, ondanks het – in mijn ogen - gezwijmel van: ‘religie geeft mij houvast’ en ‘maakt een beter mens van mij’.
Wanneer iemand alleen nog vanwege sociale contacten in de kerk komt ben je atheïst. Dan mag je natuurlijk best in de kerk blijven komen hoor maar je kunt misschien beter naar bingo- of bridgeavonden gaan.

Stel dat Kuitert gelijk heeft met zijn bekende stelling: waarom zou ik mijn ziel en zaligheid verkopen aan iets wat slechts uit de krochten van de menselijke geest opstijgt?
Voor mij heeft dat geen enkele meerwaarde.
Zo eigenwijs ben ik wel.


13.42 uur
Nadat ik dit schreef las ik ook een artikel in het RD. Een interview met Kuitert. Daarin zegt hij:
Als je de eerste steen losmaakt, zakt het gebouw in elkaar [..] als je niet in de schepping gelooft, is ook de trits schepping-zondeval-verlossing niets meer waard.”

Dergelijke ongenuanceerde flauwekul verwacht ik niet van een theoloog.
Dat aan de schepping een oorzaak vooraf gaat lijkt mij duidelijk. Dat er ergens in de ontwikkeling iets verkeerd is gegaan en dat het (morele) kwaad door een mens een plaats heeft gekregen lijkt mij net zo duidelijk.
Dat de Oorzaak, de Bewogen Beweger door middel van Verlossing dat wil gaan gebruiken voor een hoger doel is een geloofszaak.







woensdag 16 november 2011

Chawa

Naar aanleiding van het boek Chawa van Tosca Lee wat mijmeringen over het eerste Bijbelboek.
Zelf geloof ik niet meer zo in een letterlijke lezing van die verhalen zoals Tosca doet. Daar kleven voor mij teveel bezwaren aan.
Die eerste Bijbelverhalen willen ons, naar mijn idee, denkstof geven om antwoorden te vinden op existentiële vragen. Op deze manier worden die verhalen ook veel interessanter.
Zo startte mogelijk de heilsgeschiedenis - dus niet de wereldgeschiedenis - met twee op God gerichte mensen (Gen 2:7) die de fout in gingen.
Het gebod dat God aan Adam gaf wil volgens mij aangeven dat er een bewustwording van keuzemogelijkheden op gang werd gebracht. Tegelijkertijd vraag ik me dan weer af of er in dit geval werkelijk sprake was van een keuze. Als Eva niet had gegeten zou die paradijselijk toestand dan eindeloos hebben voortgeduurd? Wat was het nut daarvan dan geweest? Of is dat een te menselijke vraag; dat iet s nut moet hebben?
Of was het een kwestie van wachten totdat….? Lag Gods plan met de wereld dan niet van eeuwigheid klaar wat volgens de Efezebrief wel het geval was?
Was het eten van de verboden vrucht werkelijk een daad uit vijandigheid naar God toe zoals mij is geleerd? Terwijl zij, als ‘zeer goed’ mens naar mijn mening vòòr de keuze nog geen vijandigheid in zich had?
In ieder geval is een onbezorgde situatie van grijpen en heersen omgeslagen in de geldingsdrang van be-grijpen en be-heersen. (zo las ik ergens) Die geldingsdrang vind ik het cruciale woord. Maar die mogelijkheid tòt heeft God dan wel in de mens gelegd. Op zichzelf zou dat dan niet verkeerd zijn.
Maar waarom? Als God buiten de dimensies tijd en ruimte staand, alles overziet en in de hand houd, waarom dan zo’n complexe wereldgeschiedenis van lijden en strijden?

Tegelijkertijd denk ik dat het verhaal misschien wel meer wil zeggen. Zou het kunnen zijn dat de vrouw staat voor het gevoel en de man voor het verstand? Dat de mens de neiging heeft om teveel via het gevoel/emotie de fout in te gaan? Dat het verstand moet prevaleren boven het gevoel? Dat om die reden de man wordt geacht de eindverantwoordelijke te zijn in een huwelijk/gezin? Of zoiets.


PS: Een mooie tekst over zijns- en wordingstoestand las ik op de blogspot van G.J.E. Rutten onder het kopje ‘Adam’.